Boeken
1. De gedachte verbeeld.
In gesprek met grafisch ontwerper Reynoud Homan ontdek je dat je in zijn werk geen aan mode onderhevige ingrepen vindt.
Zijn boodschap is, dat - los van de esthethiek - opvallen door de trend van het moment niet in het belang van de opdrachtgever is. Uitgangspunt van vormgeving is wat de opdrachtgever wil communiceren. Interessant is het daarom te zien hoe Reynoud typografie en beeld bijvoorbeeld in boeken hanteert.
Door zijn aanpak ontstaat rust en krijgt de bedoelde boodschap een betere kans om op te vallen, dan dit met allerhande toeters en bellen het geval zou zijn geweest. De integriteit van de opdrachtgever staat immers voorop en daaraan moet alles ondergeschikt zijn.
Van een opdrachtgever mag verwacht worden dat hij een inspanning levert om duidelijke randvoorwaarden te scheppen waaraan een publicatie moet voldoen. Dan pas kan de ontwerper aan het werk om de vraagstelling nader te onderzoeken.
Als de vorm gevonden is, moet het geleverde beeldmateriaal bekeken worden om vast te stellen welke rol dat gaat vervullen tekst ondersteunend of documentair.
Daarnaast kan er beeld nodig zijn om verschillende onderwerpen te scheiden of te duiden, bijvoorbeeld met beelden die metaforisch de inhoud symboliseren.
Het is van belang dat je als grafisch ontwerper breed georiënteerd bent, zodat je de dingen waar je mee bezig bent, kunt plaatsen zowel in historisch perspectief als in de wereld van vandaag. Dat lijkt een tegenstelling, maar wie de moed heeft contemporaine tekentaal te verbinden met in het verleden geaccepteerde gedachten en verwijzingen kan leiden tot een onverwacht en origineel concept. Door ook je intuïtie te gebruiken kunnen heldere oplossingen tot stand komen, stelt Reynoud Homan vast.
Naar aanleiding van het bovenstaande zou je verwachten dat bijvoorbeeld de door hem ingeschakelde fotografen het “zwaar“ te verduren krijgen, maar niets is minder waar. Uiteraard heeft de fotograaf zich te houden aan hetgeen opdrachtgever en vormgever als uitgangspunt hebben geformuleerd. Hoewel gehouden aan concept en ontwerp van de vormgever, is toch bijna alles “geoorloofd”. Deze vrije manier van werken kan voor fotografen een verademing zijn, omdat ze niet door opdrachtgevers
en artdirectors op hun vingers gekeken worden. Dat is niet alleen prettig voor de beeldmaker, maar ook de vormgever is hierbij gebaat. De creatieve ruimte die daardoor voor de fotograaf ontstaat maakt afstand tussen vormgever en fotograaf mogelijk, die een kritische toetsing van het beeldmateriaal altijd ten goede komt .
De fotocomposities voor het Vademecum Diagnostisch Onderzoek van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening zijn een mooi voorbeeld hoe dit in de praktijk werkt. Bij de laatst verschenen uitgave zagen ontwerper en fotograaf elkaar pas bij de presentatie van de fotografie voor dit vademecum.
Reynoud Homan vond na analyse van het beeldmateriaal de zwart-wit verhouding ten opzichte van de toegepaste steunkleur interessant, maar vroeg zich af of dit toch nog meer geaccentueerd kon worden.
Dat was precies wat de fotograaf ook had beziggehouden, die nu gestimuleerd werd om in samenspraak met de lithograaf van de drukkerij een gewenste verfijning te bereiken.
Een ander bewijs van goede samenwerking is een opdracht van architectuurfotograaf Jan Versnel en zijn vrouw aan Reynoud Homan in de monografie over Versnel en door Reynoud vormgegeven. Ik citeer: “We hebben genoten van de samenwerking.” En verder “Je geduld en visie - vakkennis en techniek -fantastisch.”
Als je verder kijkt naar de omslagen van andere boeken van zijn hand, dan valt de monumentaliteit er van op en het respect voor het onderwerp. Het maakt je nieuwsgierig naar de inhoud, een regelrechte uitnodiging tot een nadere kennismaking en dat is natuurlijk ook wat de opdrachtgever, de uitgever, beoogt. Kortom ‘mission completed’.
In het boek “De kunstwerken van Rijkswaterstaat” staat voorin een schitterend zwart-wit vormgegeven overzicht van de civiele kunstwerken. Het vormt de typografische basis die van begin tot eind konsekwent wordt doorgevoerd en bovendien een mooi contrast geeft met de gevoelige tinten van de zwart-wit foto’s van Kim Zwarts, een duidelijk concept.
Een ander voorbeeld is de forse uitgave over de documentaire film in Nederland 1945-1965. Deze is zodanig opgezet dat je meteen invoelt over welk medium het gaat. Het vertikaal plaatsen van tekst en bijbehorende vertikale lijn op de omslag ligggen niet voor de hand maar verwijzen toch onverwacht naar bewegend beeld. Dit aspect van het concept wordt al bladerend in de inhoud versterkt door de herhaling van de vertikale lijn. In de beeldredactie is door het combineren van vele fragmenten, gepoogd de ‘echte’ film te suggereren en dat werkt heel goed. De grote platen hebben door onscherpte een abstraherendeuitstraling. Ze voegen daardoor nog een eigen dimensie aan dit werk toe. Het kennis nemen van de uitgebreide lijst met noten achterin wijst ook op een gigantische documentaire klus.
Organisatietalent en het hebben van overzicht zijn onmisbare eigenschappen van een goede vormgever, maar vooral het vermogen het hoofd koel te kunnen houden. Het realiseren van het proces van concept tot bedrukt papier vergt immers veel van je uithoudingsvermogen.
Het belangrijkste blijft echter of je met het doel van je opdrachtgever voor ogen het gehele proces van ontwerpen tot vormgeven naar je hand kunt zetten zonder tot egotripperij te vervallen en dat is wat Reynoud Homan tot een unieke ontwerper maakt.
2. Visie op beeld.
Beeldvorming en verbeelding onstaan op verschillende manieren.
Hoor je het geluid van een ouderwetse stoomlocomotief dan is dat interessant genoeg voor de stoomfanaat, maar niet voor iedereen. Lees je echter op de achterkant van de hoes van die oude langspeelplaat, dat het hier gaat om een trein die op een regenachtige middag in oktober, die door een dal rijdt richting York (United Kingdom) met op de achtergrond het geluid van schapen op de Moors, dan spits je de oren en je ziet er de beelden bij en raakt in nostalgie verzonken, er is dan sprake van zelf geschapen beelden. De opgeslagen beelden in het geheugen van de mens zijn zo massaal en door de tijd zodanig vertekend, dat daardoor een eigen wereld is ontstaan, die je als de neerslag van persoonlijk beleven kunt beschouwen.
Zo gaat het ook bij het zien van een foto van een straat in de mist met weinig aanknopingspunten, maar de begeleidende tekst luidt: “Moskou gehuld in mist op een november ochtend” dan komt datzelfde beeld tot leven. Het hoeft niet waar te zijn, het kan heel goed uit de duim gezogen zijn, maar het werkt wel.
Zelfs autonome fotobeelden die via het matglas van Hasselblad en Sinar camera’s ontstonden, ontkomen daar niet aan. Er is altijd wel sprake van een thema of een trend want de mens registreert niet alleen, maar heeft ook behoefte om te catalogiseren en daardoor te begrijpen wat bedoeld werd.
Het medium fotografie is daardoor onmisbaar bij het optimaliseren van de verbeelding van gedachten. Professionele fotografen werken daar graag aan mee, ondanks het feit dat zij al vaker met lede ogen moesten aanzien van wat knip- en snijgrage ontwerpers of art directors met hun oeuvre deden.
Reynoud Homan heeft, vanuit zijn achtergrond, waarin kennis van de fotografie niet ontbreekt, een andere opvatting van hoe met beeld om te gaan. Hij kiest voor de enige manier van aanpak die er volgens mij is en waarvan de monografieën van twee totaal verschillende fotografen Willem Diepraam en Jan Versnel een mooie voorbeelden zijn.
Bladerend door het Diepraamboek ervaar je een zowel werkelijke als tijdloze wereld, waarbij niet gezocht is naar sensatie of schokkende beelden. Het is een wereld die met respect voor privacy van de afgebeelde mens benaderd is. Je wordt als het ware het beeld ingetrokken en naarmate je in het boek vordert, raak je steeds meer betrokken bij de onderwerpen die chronologisch aan de orde komen. In zowel de expressie van personen als in de abstraherende werking van de afgebeelde industriële landschappen valt een opgaande lijn te bespeuren. Dit is een niet geringe prestatie van de ontwerper van het boek, die van een verzameling losse foto’s zo’n mooi afgerond geheel schiep. Uit de visuele chronologie achterin blijkt bovendien hoezeer de getoonde fotografie steeds opdracht gerelateerd is.
Dat geldt ook voor de fotografie van Jan Versnel. Met zijn werk wordt een geheel ander aspect belicht, n.l. de wereld van de architectuur en wat daarmee samenhangt. Het leidt tot een overdondenderend geweld aan zwart-wit indrukken waardoor je het boek op een gegeven moment dichtklapt om de impact van die opgedane indrukken te verwerken en een plek te geven.
Hier is sprake van documentaire uitstraling van die positieve naoorlogse opbouwfase, maar belangrijker is de verbeelding met niet alleen de vakmatige kwaliteit, maar vooral ook het esthetisch vormbesef van de maker en niet te vergeten zijn voorkennis van de vastgelegde objecten.
Daardoor is door de visie op beeld van Reynoud Homan, met deze beide monografieën als voorbeeld,
ook een hommage aan het medium fotografie.
Peter Marcuse
Amsterdam, 2 April 2010